In de praktijk komt het vaak voor dat grootouders van de ene dag op de andere hun kleinkinderen niet meer kunnen zien: er is ruzie ontstaan met de zoon of dochter, of de relatie met de schoondochter of -zoon is afgebroken waardoor de kleinkinderen niet of slechts beperkt bij de eigen kinderen verblijven.
In dergelijke gevallen voorziet de Wet uitdrukkelijk dat grootouders een omgangsrecht kunnen afdwingen voor de Familierechtbank (art. 375bis van het Burgerlijk Wetboek). Dit ..