Ingevolge een prejudiciële vraag van de Arbeidsrechtbank te Luik mocht het Grondwettelijk Hof zich in een arrest van 3 juli 2019 (nr. 107/2019) voor de zoveelste keer uitspreken over de verjaring van vorderingen. Ook deze keer stond het artikel 2244, §1, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek centraal. Volgens deze bepaling stuit (onder meer) een dagvaarding voor de rechtbank de verjaring van de vordering tot het tijdstip waarop een definitieve beslissing wordt uitgesproken. Lees meer...